Auteur: Eduard Douwes Dekker (Multatuli). 
         Titel: Max Havelaar (ook wel 'De Koffieveilingen der
                Nederlandsche Handel-Maatschappij') 
                            Eerste jaar van uitgave: 1860                             
         Plaats van uitgave: Amsterdam, Nederland
Uitgeverij: De Ruyter

Het pseudoniem van Eduard Douwes Dekker is ‘Multatuli’, wat betekent ‘ik heb veel gedragen’. De auteur van het boek 'Max Havelaar' heeft veel meegemaakt en heeft dit verwerkt in zijn pseudoniem. 

Inhoud

Het verhaal start met de wens van Batavus Droogstoppel om een boek te schrijven over koffie, aangezien hij makelaar in koffie is. Hij komt een oude schoolvriend tegen op straat, die hij voor het gemak Sjaalman noemt (hij wil liever geen namen noemen en hij droeg een sjaal) en hij gaf Droogstoppel een pakket met geschriften. Droogstoppel komt erachter dat deze geschriften ook verhalen over koffie bevat en wil dit gebruiken voor zijn boek. Echter ziet hij het somber in, omdat het te veel werk lijkt, maar hij schakelt zijn jongste bediende Stern in om hem te helpen. Het is de bedoeling dat Stern en Droogstoppel afwisselend hoofdstukken schrijven, maar wel allemaal enigszins naar de wens van Droogstoppel, het is uiteindelijk zijn boek.

Stern schrijft over de geschriften van Sjaalman en deze verhalen gaan over een zekere Max Havelaar, die pas benoemd is tot assistent-resident in Lebak, een gebied op Java. Een uitgebreid verhaal volgt over de aankomst van Havelaar op Java.

In het verhaal worden de verhalen van Stern (van Sjaalman, over Max Havelaar) steeds onderbroken door Droogstoppel. Hij onderbreekt met een preek van een dominee of met een betoog over hoe hij zelf nooit een buffel heeft gehad en toch tevreden is: 'Er zyn mensen die altyd klagen'.

Stern vertelt het verhaal van de inwoners van Java en hoe zij worden uitgebuit door de hoge piefen in het gebied. Bijvoorbeeld het verhaal over de buffelroof en Saïdjah en Adinda. De buffel is alles wat zij hebben en moeten leven van de landbouw, maar als hun buffel wordt weggenomen wordt overleven steeds moeilijker. Saïdjah gaat op reis om meer geld te verdienen en zijn eigen buffel te kunnen kopen en te kunnen trouwen met Adinda. Wanneer hij terugkomt in zijn dorp ziet hij dat de hele boel is leeggeroofd en in brand staat. Iedereen is vermoord door de koloniehouders.

Max Havelaar komt al gauw tot conflicten met de inlandse regent, die hij van corruptie en uitbuiting van zijn ondergeschikten beschuldigd. Hij wordt bij gebrek aan bewijs uiteindelijk niet voldoende gesteund door zijn omgeving. Uiteindelijk vraagt Havelaar aan de Gouverneur-Generaal ontslag uit 's lands dienst. Dit verhaal wordt onderbroken door uiteenzettingen over de structuur van het bestuurlijke apparaat in Indië, en over wat er met Havelaar vóór zijn verblijf in Lebak heeft afgespeeld. Droogstoppel doet ondertussen heel erg zijn best om te begrijpen wat dit allemaal met koffie te maken heeft, het hele Havelaar-verhaal. Aan het einde neemt Multatuli het woord over van Stern en Droogstoppel om zich te richten tot de koning. Hij vraagt aandacht aan de koning door het volgende te schrijven:

'Aan u durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlijke wil is:
Dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels?
En dat daarginds uw meer dan dertig miljoen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in uw naam?'

(samenvatting van: https://www.scholieren.com/verslag/zekerwetengoed/max-havelaar-multatuli 

 

Verhaalanalyse

Titelverklaring

De titel verwijst naar de fictieve hoofdpersoon, Max Havelaar.

Ondertitel

Het boekt heeft als ondertitel: ‘Of de koffieveilingen der Nederlandse Handel-Maatschappij’ Dit slaat op het beroep van een van de hoofdpersonen in het verhaal, Batavus Droogstoppel. Hij is makelaar in koffie, dit wordt vaak herhaald als hij aan het woord is. Ook verwijst de ondertitel naar het boek wat Stern voor Droogstoppel heeft geschreven: ‘De koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy’. In bredere zin slaat de ondertitel op de wijze waarop Nederland zijn koloniën (Nederlands-Indië) misbruikt. De koffiecultuur in Nederlands-Indië (nu Indonesië) leverde veel geld op voor de staatskas.

Motto

Het 'Onuitgegeven Toneelspel' wat Multatuli zelf heeft geschreven dat aan het verhaal voorafgaat is te beschouwen als een motto voor het hele verhaal. In dit toneelstukje wordt een zekere Lothario ervan beschuldigd dat hij Barbertje heeft vermoord. Barbertje blijkt echter springlevend te zijn en ze benoemd zelfs de goedheid van Lothario. Toch blijft de rechter bij zijn vonnis dat Lothario moet hangen: hij is namelijk schuldig aan eigenwaan. (In de volksmond leidde dit tot de zegswijze 'Barbertje moet hangen'.) De argumentatie van de rechter is zo absurd, dat geen lezer de ironie, die erin verscholen ligt, zal kunnen missen.
Eigenlijk heeft Multatuli de uitspraak 'Barbertje moet hangen' verkeerd geciteerd. In het toneelstuk was het niet Barbertje die moest hangen, maar Lothario. Was dit de bedoeling van Multatuli, om deze uitspraak verkeerd te citeren? Multatuli zal zijn geïnspireerd door het toneelstuk Nathan der Weise van de Duitse schrijver Lessing. Multatuli verwijst hier ook direct naar in zijn boek. Er zijn veel overeenkomsten tussen het motto van Max Havelaar en het Duitse toneelstuk, maar het grootste verschil is dat het Duitse toneelstuk religie als hoofdthema heeft. Het motto van Max Havelaar bevat geen enkele verwijzing naar het geloof. Multatuli was areligieus.

Dit motto verwijst naar de Nederlandse bestuurders in Nederlands-Indië. Havelaar wordt in feite door de gouverneur-generaal net zo behandeld als Lothario door de rechter. De argumenten die voor het ‘hangen’ aangevoerd worden deugen niet, maar dat doet er niet toe want iemand moet de schuld krijgen. Multatuli wilde vooral zijn eigen onschuld met dit toneelstuk symboliseren. Daarnaast wist niemand van de situatie in Nederlands-Indië af. Hij was de eerste die in een boek concreet de situatie aanduidde. Het was daarom waarschijnlijk moeilijk om hierbij een passend motto te vinden.

Hoofdgenre

Dit verhaal behoort tot de epiek. Er zijn verschillende genres, die van toepassing zijn op Max Havelaar. Het is zowel een autobiografische dubbelroman als een sleutelroman.

Tijd en ruimte

Max Havelaar is een raamvertellingen (een verhaal in een verhaal) in de vorm van toelichtingen en commentaar van Droogstoppel.
Het eerste deel wordt verteld door Batavus Droogstoppel. Hij vult aan het begin van het boek vijf hoofdstukken en komt later nog een paar keer kort aan het woord.
Het tweede deel van het verhaal is geschreven door Ernest Stern. Dit is het belangrijkste deel van het boek. Dit verhaal volgt in grote lijnen de werkelijke belevenissen van Max Havelaar als assistent-resident in Nederlands-Indië. Dit deel is op zich weer een kaderverhaal, want in een aantal hoofdstukken vertelt Havelaar zijn voorgeschiedenis, onder andere op Sumatra. Hij vertelt er ook de parabel van de ‘Japanse steenhouwer’, oorspronkelijk van Wolter Robert van Hoëvell. Die de kans krijgt via een aantal identiteitswisselingen steeds hogerop te komen. Dit parabel heeft een moraal: ambitie maakt ongelukkig, tevredenheid is beter dan verlangen.
Naast de geschiedenis van Havelaar, bevatten de Stern-fases ook vele uitwendingen. Daartussen is ook het beroemde verhaal van ‘Saïdjah en Adinda’ te vinden. Het gaat hier om de avonturen van een onderdrukte Javaan. Dit verhaal is een felle aanklacht tegen de uitbuiting van de Javanen, de uitzichtloosheid van het volk en het werkeloos toezien van de autoriteiten. Multatuli vergelijkt het verhaal met ‘De hut van Oom Tom’. Dit is een gefantaseerde roman met de belevenissen van onderdrukte personen, wat veel meer indruk maakt dan een waarheidsgetrouwde, maar droge beschrijving van de onderdrukkingen. Aan het einde van het voorlaatste hoofdstuk neemt de schrijver, met het pseudoniem Multatuli, zelf het woord. Dit gedeelte kan worden beschouwd als een pamflet. De roman bestaat uit 20 hoofdstukken en achterin staan 194 aantekeningen en ophelderingen die de schrijver zelf heeft toegevoegd. Deze indeling is door de eerste uitgever, J. van Lennep gemaakt.

Het boek speelt zich in de negentiende eeuw af. Er lopen twee verhaallijnen naast elkaar, de eerste speelt zich af in 1856 (de gebeurtenissen in Indië). Deze wordt verteld in de verleden tijd. De tweede verhaallijn speelt zich af in 1860, het jaar waarin het boek geschreven wordt. Deze wordt verteld in de tegenwoordige tijd. Deze tijden zijn van belang, het is de tijd waarin de bevolking van Nederlands-Indië heel slecht behandeld werd door de Nederlanders. De tijdsduur van de koffie-roman is niet zo lang, misschien maar een paar maanden. De tijdsvolgorde van deze verhaallijn is chronologisch. De tijdsduur van de Havelaar-roman is ongeveer een jaar. In dit gedeelte van het boek komen een paar flashbacks voor.

Het boek speelt zich in het eerste gedeelte in Nederlands-Indië, in de streek Lebak af. De tweede verhaallijn speelt zich af in Nederland, in Amsterdam. Deze locaties vormen een scherp contrast. Het district Lebak (met de hoofdplaats Rangkas Betoeng) ligt in de residentie Bantam op West-Java. Saïdjah en Adinda wonen in Badoer, in het district Parang-Koedjang. Multatuli bedacht voor het prachtige eilandenrijk de naam Insulinde.

Vertelinstantie

Het verhaal wordt verteld door drie ‘auteurs’ en alter-ego’s van Eduard Douwes Dekker: Batavus Droogstoppel, Ernest Stern en Multatuli. Het is dankzij deze structuur een typisch voorbeeld van een dubbelroman (meerdere vertellers die wisselen in het boek). Alle vertellers vertellen het verhaal vanuit hun ik-perspectief. Max Havelaar wordt dus verteld in een meervoudig ik-perspectief. “Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, no. 37.”

Thema

Het thema van het boek is ongelijkheid.  Max Havelaar laat zien hoe een volk onderdrukt en uitgebuit wordt door de machthebbers. Dat gebeurde toen, in de negentiende eeuw, en dat gebeurt nu nog steeds. Dit thema geeft aan welk doel de schrijver met het boek wil bereiken.
In de roman is de inlandse regent de hoofdschuldige. Door zijn onderdanen zonder betaling werk te laten verrichten, is hij in staat zijn grote familie te onderhouden en zijn luxueuze manier van leven te bekostigen.
De Hollandse bestuursambtenaren zijn, op een enkele uitzondering na, medeschuldig. Omdat zij op de hoogte zijn van de ongeoorloofde praktijken, maar er niets tegen doen en daardoor het onrecht laten voortbestaan. De enigen die de strijd tegen de regent durven aan te gaan, zijn Slotering en Havelaar. Maar beiden leveren een vergeefse strijd: Slotering sterft op mysterieuze wijze en Havelaar wordt door zijn superieuren weggewerkt.
Hoe uiteenlopend van aard de onderwerpen in het boek ook zijn, ze worden met elkaar verbonden door de centrale gedachte dat het bestuur niet deugt en het volk wordt uitgebuit.

Motieven

Enkele verhaalmotieven zijn:

- Ambtenarij: Al ben je een ambtenaar, je kan niet alles doen en zeggen wat je wilt om te strijden tegen het onrecht. Dat komt in het hele boek terug.

- Kritiek op de maatschappij: Multatuli had kritiek op het kolonialisme en op de kerk. Hij was areligieus.

Personages

Max Havelaar is een sterk autobiografische roman. De hoofdpersoon is eigenlijk de schrijver zelf in verschillende gedaantes (alter-ego’s).

Max Havelaar: Max Havelaar zelf is de derde afsplitsing van de auteur. Het is het enige round-character uit het boek. Hij is 35 jaar oud en is van Nederlandse nationaliteit. Max Havelaar is een man die werkzaam is als assistent-resident in Lebak, Indië.  Havelaar is sociaal bewogen en wil iets doen tegen de slechte omstandigheden waarin de inlanders van Indië leven. Hij is eerlijk en intelligent. Hij is de ideale ambtenaar, een heroïsche figuur, gevoelig, ijverig, intelligent, eerlijk, gevat, sociaal bewogen, revolutionair en idealistisch. Hij is overtuigd van de juistheid van zijn eigen opvattingen en wordt hierin gesteund door zijn vrouw. In het verhaal verandert zijn situatie steeds: eerst is hij een jonge avontuurlijke man in Sumatra, daarna een volwassen man in Lebak en later een arme man in Nederland. Hij begint dan zijn boek te schrijven met als doel zijn eer te herstellen en om de positie van de Javanen te verbeteren.

Batavus Droogstoppel: De eerste gestalte die de schrijver aanneemt,  is die van Batavus Droogstoppel.  Droogstoppel is een makelaar in koffie bij de firma last & Co.  Droogstoppel wordt beschreven als gierig, ijdel, laf, dom en onbeschoft. Hij is erg ingenomen met zichzelf en is een man zonder een greintje fantasie. Droogstoppel is een karikatuur van de egoïstische Hollandse koopman.  Droogstoppel is de antiheld van het verhaal en wekt anti-sympathie op bij de lezer. 'Droogstoppel' is een speaking name: het klinkt als iets saais en 'droogs' en dit is ook zijn karakter. Daarnaast heeft hij een hekel aan romans. Volgens hem staan in romans alleen maar leugens. Eerlijkheid is voor hem dan ook een belangrijke kernwaarde. Door het verhaal heen maakt Droogstoppel geen psychologische groei door. Doormiddel van Droogstoppel laat Multatuli duidelijk zien wat hij van de Nederlandse handelmaatschappij vond. Hij symboliseert precies de wereld van egocentrisme en corruptie die Multatuli wilde bestrijden. 

Ernest Stern: De tweede gedaante waarin hij optreedt, is die van Ernest Stern. Hij neemt het woord in het midden van het verhaal. Ernest Stern is een sentimentele jonge Duitser en een erg ambitieuze zoon van een vriend van Droogstoppel uit Hamburg. Stern is een  volontair. Hij is de zoon van een grote industriële zakenman, met wie Droogstoppel vrienden moet blijven. Droogstoppel laat Stern uit het pak van Sjaalman het verhaal van Max Havelaar vertellen.  Droogstoppel huurt Stern in als hulp voor zijn boek nadat hij een pak met papieren krijgt opgestuurd met interessante teksten ertussen. Uiteindelijk schrijft Stern op basis van het pak papieren een boek voor Droogstoppel over de koffiecultuur, met de titel: ‘De koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy’. Het verhaal gaat over de reizen op Java, het bestuur van Nederlands-Indië en de misstanden die er daar aan de gang zijn. Daarna gaat het over de aankomst van Max Havelaar in Rankas Boeteng, de hoofdplaats van Lebak. Stern is ook een soort held in het verhaal, doordat hij sympathie heeft voor Max Havelaar en hij aan de lezers laat zien dat deze sympathie logisch zou moeten zijn. Over Stern zelf komen we weinig te weten, behalve de mening van Droogstoppel. Tussendoor wordt Stern namelijk regelmatig onderbroken door Droogstoppel omdat hij vond dat er wat miste.

Batavus Droogstoppel, Ernest Stern en Max Havelaar zijn dus, naast Sjaalman en Multatuli, afsplitsingen van een en dezelfde figuur. Ze tonen ieder een ander aspect van Eduard Douwes Dekker, die zelf in 1856 als assistent-resident van Lebak tevergeefs een einde probeerde te maken aan de wantoestanden en later terugkeerde naar Europa.

Max Havelaar is ook in zekere zin een sleutelroman. De werkelijke personen om wie het gaat, worden in verhulde vorm beschreven.de voorganger van Douwes dekker Carolus bijvoorbeeld, heet Slotering in het boek. De resident Brest van Kempen wordt in het boek Slijmering genoemd. Dit zijn beide bestaande personen geweest

Opdracht Max Havelaar (i.p.v. keuzeopdracht)

(presentatie tekst en hand-out)

Nederlands-Indië, of kortweg Indië, is eeuwenlang een kolonie van Nederland, maar wordt na de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog vanaf 17 augustus 1945 Indonesië (officieel Republiek Indonesië). Door veel werd Indië na het einde van de koloniale tijd herinnerd als “Het verloren paradijs”. In naoorlogse romans wordt vol heimwee teruggekeken op een Indische jeugd, maar worden ook vragen gesteld over de uitbuiting van de voormalige kolonie.
Met zulk een bewogen geschiedenis kan het niet anders of er is genoeg stof voor interessante literatuur. Maar welke schrijvers hebben over voormalig Nederlands-Indië/Indonesië geschreven? En was Max Havelaar de grondlegger van deze koloniale literatuur?

Multatuli bracht in 1860 zijn Roman Max Havelaar, of de koffieveilingen der Nederlandse Handelsmaatschappij uit. Voordat hij dit deed waren er geen schrijvers die op deze manier of überhaupt over Nederlands-Indië schreven. Toen Multatuli dit boek uitbracht was het nog bijna een hele eeuw voordat Nederlands-Indië wordt uitgeroepen tot de Republiek Indonesië. Maar dat ging niet vanzelf er ging een bloederige oorlog aan vooraf.

Het trauma van die oorlog en van het verlies van Indië heeft zijn sporen achtergelaten in de Nederlandse geschiedenis en literatuur. De Indische letteren van na 1945 gaan grotendeels over de verwerking van dit trauma, dat was geweest en tegelijkertijd dat wat nog steeds was. Een veelvoorkomend onderwerp in deze boeken is de terugblik op een Indische jeugd. Schrijvers kozen dit thema om uitdrukking te geven aan gevoelens van heimwee maar ook van schuld, aan gewetensvragen ten aanzien van het koloniale verleden.

In 1948 schreef Hella S. Haasses haar beroemde novelle Oeroeg, deze gaat over de onmogelijke vriendschap tussen een Nederlandse en Javaanse jongen.
Oeroeg verscheen nog tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië en was daarmee een van de eerste boeken die onderwerp -het trauma van dekolonisatie – ter discussie stelde. Langzaamaan verschenen er meer romans en verhalen over de scheiding en het verlies. Zoals Nog pas gisteren (beschrijft het leven van een welgesteld Nederlands gezin in het Indië aan het begin van de 20e eeuw) (1951) en De tienduizend dingen (waarin mevrouw Kleyntjes zich op de Molukken de doden en levenden herinnert) (1955) van Maria Dermoût, maar ook Van Oude dagen, de dingen die voorbij zijn (1965) Tjalie Robinson. Spreken over de oorlog als lange tijd vol taboe. Teruggekeerde Indië-veteranen en repatriantenfamilies kregen geen gehoor.

De onafhankelijkheidsoorlog tussen Nederland en Indonesië, die tot december 1949 duurde, werd stilgezwegen. Lange tijd mocht die oorlog zelfs geen oorlog heten, maar er werd gesproken over ‘politionele acties’.

Hoe voor Indië-veteranen en repatrianten de terugkeer naar het vaderland verliep, hoe vreemd en eenzaam zij zich voelden en hoe vooral oud-militairen worstelden met hun oorlogsverleden, is beschreven door Adriaan van Dis, eerst in 1983 in het boek Nathan Sid (Gaat over het jongetje Nathan Sid, dat opgroeit in een Nederlands-Indische familie met drie bruine zusjes en een strenge vader.) en later, uitvoeriger, in Indische Duinen in 1994(Een gezin keert terug uit het oude Indië. Een Japans kamp ligt achter hen, maar Nederland biedt geen vrede.) en ten slotte in Familieziek uit 2004 (De wereld van een immigrantengezin uit Nederlands-Indië, dat zich een toekomst in het Nederland van de jaren vijftig moet bevechten, wordt meesterlijk en tot in alle details opgeroepen).

Hoe gevoelig de oorlogstijd in Indonesië nog altijd ligt, en hoezeer de slachtoffers behoefte hebben aan erkenning van hun leed, wordt geïllustreerd door de rel rondom de roman Bezonken rood (1981) van Jeroen Brouwers. In het boek verwerkte de auteur zijn ervaringen als klein jongetje in Japans gevangenschap. Medeslachtoffers beweerden dat zij zich in de roman herkenden: ‘Zo was het geweest’. Maar Rudy Kousbroek, een schrijver die zelf ook enkele jaren in een Japans kamp doorbracht, kwam met scherpe kritiek: het boek stond vol ‘feitelijke onwaarheden’ en Brouwer had het oorlogsleed overdreven. Kousbroek beschuldigde zijn collega van geschiedvervalsing. Brouwers, op zijn beurt, noemde Kousbroek een ‘geobsedeerde raaskallende gelijk hebber’ en ‘oorlogsmisdadigersvriend’. Pas jaren later legde hij uit dat hij met Bezonken rood had willen opschrijven ‘hoe hij zich voorstelde Indië zogenaamd te herinneren’.

Brouwers schreef over Indië als over een verzonken Atlantis. In Bezonken rood is Nederlands- Indië een land van de verbeelding geworden. Over de betrouwbaarheid van herinneringen, over de moeilijkheid om feit en fantasie, herinnering en verbeelding van elkaar te scheiden gaan veel van de huidige romans en verhalen over het koloniale verleden. Het thema komt vooral aan de orde in Het lied en de waarheid (verhaal over een meisje die tot haar 5e op Java woont, maar dan naar Nederland komt. Roman over heimwee, verlies en onschuld) (1997) van Helga Ruebsamen.

Natuurlijk bestaat er nog veel meer koloniale literatuur, hieronder staan er een paar voor je op een rijtje, plus degene die al behandelt zijn:

1860: Max Havelaar ~ Multatuli
Gaat over een man die ageert tegen het corrupte, indirecte regeringssysteem van Nederlands-Indië, dat de lokale elite vaak zijn gang liet gaan.

1863: Fabriekskinderen ~ Jacob Jan Cremer
Geschreven als literair pleidooi voor de afschaffing van kinderarbeid.

1900: Stille kracht ~ Louis Couperus
Louis Couperus volgt de koloniale overheersing van een kustplaats op Java.

1948: Oeroeg ~ Hella Haasses
Gaat over de onmogelijke vriendschap tussen een Nederlandse en Javaanse jongen.

1951: Nog pas gisteren ~ Maria Dermoût
Beschrijft het leven van een welgesteld Nederlands gezin in het Indië aan het begin van de 20e eeuw.

1955: de Tienduizend dingen ~ Maria Dermoût
Mevrouw Kleyntjes herinnert zich op de Molukken de doden en levenden.

1965: Van Oude Dagen, de dingen die voorbij zijn ~ Tjalie Robinson
Blikt terug op vroeger, op zijn jeugd.

1978: Atlasvlinder ~ Aya Zikken
Alles verandert in een klein Europees gemeenschap in Nederlands-Indië wanneer een onderwijzeres en haar nichtje daar arriveren

1981: Bezonken rood ~ Jeroen Brouwers
In dit verhaal verwerkt de auteur zijn ervaringen als klein jongetje in Japanse gevangenschap

1983: Nathan Sid ~ Adriaan van Dis
Gaat over Nathan Sid, die opgroeit in een Nederlands-Indische familie met drie bruine zusjes en een strenge vader.

1983: Geen gewoon Indisch meisje ~ Marion Bloem
De Indische zusjes Sonja en Zon zijn in elkaars tegenpolen als het gaat om hun afkomst.

1992: Heren van de thee ~ Hella Haasse
Vertelt het levensverhaal van Rudolf Kerkhoven: van hoe hij zich als jongeman in Nederland voorbereidt om naar Nederlands-Indië te vertrekken.

1995: De Indische Duinen ~ Adriaan van Dis
Een gezin keert terug uit het oude Indië. Een Japans kamp ligt achter hen, maar Nederland biedt geen vrede.

1997: Het lied en de waarheid ~ Helga Ruebsamen
Roman over heimwee, verlies en onschuld.

2002: Sleuteloog ~ Hella Haasse
Als een journalist een kunsthistorica ondervraagt over een jeugdvriendin, komen allerlei herinneringen aan haar jeugd in Nederlands-Indië boven.

2004: Familieziek ~ Adriaan van Dis
Gaat over wereld van een immigrantengezin uit Nederlands-Indië.

2016: Thuis gelooft niemand mij ~ Maarten Hidskes
Maarten Hidskes vertelt het verhaal van zijn vader, die  bij de
Depot Speciale Troepen zat, het elitekorps van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger.

2017: De soep ruikt naar hond ~ Marianne Janssen
Herinneringen van Indische Nederlanders na de oversteek.

    Kortom, Max Havelaar is inderdaad de grondlegger van de protesterende koloniale literatuur. Nadat Max Havelaar uitkwam, volgden er vele andere boeken met dit onderwerp en werd er ook gedurfd kritiek te gebruiken.
    Hopelijk zijn deze schrijvers gehoord.

    Literaire vormen

    Dit boek behoort tot het hoofdgenre proza. 
    Max Havelaar is zeer representatief voor de periode van de romantiek. Niet alleen heeft de romantiek doorgedrongen in het thema van het verhaal, ook weerklinkt deze in Multatuli’s opstandigheid. Hij durft zelfs direct zijn stem te richten op de Kroon. Iets wat uitzonderlijk was in vroegere tijden. Daarnaast is het feit dat Multatuli net doet alsof hij het boek zelf niet schreef, maar dat hij het materiaal ontving van een ander; de egocentrische visie van de schrijver; de vaak sentimentele verhalen (Saïdjah en Adinda) en de verheerlijking van het leven in de ongerepte natuur kenmerken van de periode van de romantiek.

    Bronnenlijst

    https://av.kb.nl/login/ 
    https://www.verdec.com/hulpje/boekvers/max.htm 
    http://www.zoekboekverslag.nl/Boekverslagen/Multatuli/Max%20Havelaar/15987/ 
    Andere informatie komt van de lessen en uit de presentaties die zijn gegeven in VWO5.